De ligging van het terrein aan één van de belangrijkste toegangswegen van de stad, grenzend aan het Stadspark, het stroomgebied van de Jeker, de middeleeuwse walmuur en het Villapark, is uitermate kwetsbaar. Tegelijkertijd is dit een droomlocatie, een locatie die misschien eens in de honderd jaar vrijkomt (alhoewel er de laatste jaren meer van die locaties zijn vrijgekomen!). Wat zou het zonde zijn als hier straks saaie kantoren of onderwijsinstituten het beeld bepalen.
De ideale locatie voor het nieuwe museum is het sportveld aan de zuidzijde van de Prins Bisschopsingel (met uitzicht op de St-Pietersberg!). De positionering van het gebouw centraal op het terrein en parallel aan de Prins Bischopsingel laat voldoende ruimte over voor de aanleg van een heemtuin en een bescheiden arboretum. Aan de voorzijde bepalen gazons en groepen van heesters het beeld, aan de achterkant en ter weerszijden van het museum kunnen bomen geplant worden. Het publiek komt binnen via de zuidelijke ventweg langs de Prins Bisschopsingel. Misschien kan het bestaande tunneltje worden verbreed om de oversteek van de drukke weg te vergemakkelijken. De dienstingangen bevinden zich aan de achterzijde en zijn bereikbaar via een oprijlaan vanaf de Jekerweg. Daar bevinden zich laad- en losruimten en parkeergelegenheid. Aan de noordwestkant, langs de oever van de Jeker, is plaats voor de heemtuin zoals het museum die ook nu heeft. Het museumrestaurant, met terras, bevindt zich aan de achterzijde en biedt via een grote glazen wand uitzicht op de heemtuin, St-Pietersberg en Jekervallei. De inrichting van het museum is gedistingeerd: het museum als tempel van wetenschap en cultuur, een schatkamer van levende en dode natuur. Wat zou het mooi zijn als de mineralencollectie van het Geologisch Bureau in Heerlen naar Maastricht gehaald kon worden! Wellicht maakt de ruimere behuizing het tentoonstellen van een reconstructie van Bèr mogelijk, wat een enorme publiekstrekker zou kunnen worden.
Wat mij betreft wordt de oudheidkundige collectie van de gemeente gesplitst. Voor de collectie Romeinse bodemvondsten stel ik voor een nieuw museum (de Glyptotheek) op te richten. De in 1987 verworven Sphinx-collectie gaat naar een nieuw op te richten museum van het industriële verleden (bijv. in de Timmerfabriek of in de oude Sphinx-toonzaal) en de rest van de collectie blijft in het Centre Céramique.
De Glyptotheek, het nieuwe onderkomen voor de Romeinse bodemvondsten van de gemeente Maastricht, is een relatief klein, paviljoen-achtig gebouw, dat op het eigenlijke kazerneterrein tegenover het nieuwe Natuurhistorische Museum komt te liggen. Door de ligging in een uitbreiding van het stadspark wordt het een aantrekkelijk rustpunt tijdens een wandeling langs de stadswallen. Het museum zal een café-restaurant met terras kunnen herbergen. Dit bescheiden museum zal het Romeinse verleden van Maastricht belichten. Naast de collectie Romeinse archeologie van de gemeente, zal het een nog te vormen collectie gipsafgietsels van klassieke beelden kunnen tentoonstellen. De uit de Maas opgedregde fragmenten van de Romeinse brug, gebouwen en grafstenen zullen fraai contrasteren met de gipsen beelden. Deze maken het mogelijk het Romeinse verleden van de stad in de grotere context van het Romeinse wereldrijk te zien.
Bouwstijlen
Voor de nieuwbouw van zowel het Natuurhistorisch Museum als de Glyptotheek stel ik voor twee gebouwen op te richten in klassieke of hyper-modernistische bouwstijl. (Ja, u leest het goed, dezelfde auteur die in een vorig hoofdstuk op besmuikte toon over retro-architectuur sprak, pleit nu voor een retro-museumbouwstijl. Leest u vooral door.) Volgens de negentiende eeuwse Duitse architect Leo von Klenze beleefde de bouwkunst in de klassieke periode haar perfectie. Alle goede architectuur grijpt volgens hem daarom terug op de Grieks-Romeinse vormentaal. De klassieke bouwstijl is om meerdere redenen de beste keuze voor het Tapijncomplex:
Bij het kiezen voor een klassiek ontwerp zal de lange gevel van het Natuurhistorisch Museum gedomineerd worden door een neo-Griekse zuilengalerij, zoals Schinkel en Von Klenze die ontwierpen voor musea in Berlijn en Munchen. De Glyptotheek is veel kleiner en neemt de vorm aan van een kleine Griekse tempel of klassiek prieel.
De hyper-modernistische bouwstijl (u moet aan glas, beton en staal denken) leent zich bij uitstek voor bouwen in de natuur. Beroemde voorbeelden zijn het sanatorium Zonnestraal in de bossen bij Hilversum, het huis Falling Water in Pennsylvania en Farnworth House in Illinois. Het modernisme is aan Maastricht grotendeels voorbijgegaan. De in Aken geboren architect Ludwig Mies van der Rohe bouwde in Barcelona het perfekte paviljoen en in Berlijn het perfekte museum. Zou er niet ergens in een la een onuitgevoerd ontwerp van Mies te vinden zijn?
Eindresultaat
Op deze fotomontages is te zien hoe het Tapijncomplex er over een paar jaar bij zou kunnen liggen. Op het sportcomplex langs de Prins Bisschopsingel ligt het nieuwe klassiek vormgegeven Natuurhistorische Museum. Op de achtergrond de Sint-Pietersberg met het fort Sint-Pieter. Aan de overkant van de weg ligt de nieuwe Glyptoheek met op de voorgrond het monument voor generaal Dibbets. De volgende foto is een montage van een modernistisch museum op het voormalige militaire sportterrein. De laatste foto, tenslotte, geeft de low-buget variant weer, waarbij het Natuurhistorisch Museum is ondergebracht in het bestaande hoofdgebouw van de Tapijnkazerne aan de noordzijde van de Prins Bisschopsingel. Voor een Glyptotheek zal in die (waarschijnlijke) situatie zeker geen geld zijn...